donderdag 27 augustus 2009

Er is bijna geen individu dat niet is geraakt door de verslaving van een naaste

Het misbruik van stimulerende middelen en verslaving komt voor in alle lagen van de bevolking in vergelijkbare proporties. Studies in Amerika wijzen uit dat ongeveer 13% van de bevolking afhankelijk is geweest van alcohol op één moment in hun leven. Een recent onderzoek door het National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism wees uit dat een levenslange overheersende alcoholafhankelijkheid zich voordoet bij 13,3% van de bevolking en bij 4,4% tijdens 12 maanden. Ongeveer 6% van de bevolking ondervind een afhankelijkheid van andere drugs. Ondanks dat er verschillen zijn in deze cijfers in verschillende landen, afhankelijk van lokale instellingen, het voor handen zijn van verscheidene soorten drugs, het bestaan van een algemene kennis mbt alcohol en drugs en de wettelijke voorschriften wat betreft stimulerende middelen; in de westerse wereld ligt het dicht bij elkaar.
Door de schadelijke effecten van het misbruik van stimulerende middelen en verslaving op zowel emotioneel, psychologisch, sociaal, economisch als spiritueel vlak, zullen deze personen zich vaak wenden tot een coach of een ander soort professional voor hulp bij één of meerdere van deze gebieden. Daarom is het ook van groot belang dat coaches zich bewust zijn van de tekenen en symptomen van het misbruik van stimulerende middelen, een begrip van wat verslaving inhoud en uitgerust zijn met een goed netwerk waar zij cliënten met verslavingsproblematiek aan kunnen doorverwijzen en deze cliënten kunnen worden geholpen met op verslaving toegespitste behandelmethoden.
Afgezien van cliënten met afhankelijkheidsproblemen, zullen coaches ook vaak cliënten aantreffen wiens levens worden beïnvloed door de afhankelijkheidsproblemen van een partner, ouder, kind of collega. Geschat wordt dat iemand met een afhankelijkheidsprobleem op z’n minst zes mensen in zijn omgeving sterk en vaak schadelijk beïnvloed. Er is bijna geen enkele individu die niet is geraakt door de verslaving van een naaste.
Ook is aangetoond dat er een sterk genetisch component meespeelt in het ontwikkelen van een verslaving. Hierdoor komt het vaak voor dat families over meerdere generaties, een geschiedenis van verslaving hebben en de daarbij horende, vaak traumatische, ervaringen.
Aangezien er nog steeds een groot taboe rust op verslaving, komt het vaak voor dat de verslaafden zelf en de directe omgeving, de verslaving verhult met een stilzwijgen. Het wordt vaak een publiek geheim, de zogenaamde ‘olifant in de kamer’, waarvan iedereen zich bewust is, maar tegelijkertijd het onderwerp vermeid. Het wordt nog steeds gezien als iets om zich voor te schamen als men zelf, of een naaste, een afhankelijkheidsprobleem heeft en het probleem blijft daardoor in gehuld in leugens en geheimen.
Dit komt voornamelijk door het beeld dat men heeft van een alcoholist (dakloze oude man op een bankje in het park met een fles whisky in zijn handen) of dat van een verslaafde (de onverzorgde, tandloze junkie op de Wallen, die bedelt om geld). Hierdoor is het geen verassing dan mensen met een afhankelijkheidsprobleem en hun naasten hiermee niet geassocieerd willen worden. De realiteit van verslaving ligt ver van deze stereotypes af. De meerderheid van mensen met verslavingsproblemen hebben voor het oog van de buitenwereld alles vaak keurig op orde; een baan, een huis en een gezin.
Het is erg goed mogelijk dat coaches te maken krijgen met cliënten die juist door hun achtergrond hun verslaving niet onder ogen willen zien, omdat zij bang zijn voor het stigma dat hiermee gepaard gaat. Deze moeilijke factor wordt ook nog ondersteund door een ander aspect van verslaving: ontkenning. Naast de angst voor stigmatisering, verbergen verslaafden de realiteit van hun probleem vaak voor zichzelf en hun omgeving. Het gevoel van geluk en euforie, die in eerste instantie wordt geassocieerd met het stimulerende middel waaraan de persoon is verslaafd, is zo bevredigend dat de verslaafde geest er alles aan zal doen om het gebruik te verdedigen en beschermen. Zelfs als het naar iedere buitenstaander duidelijk is dat het stimulerende middel grote problemen veroorzaakt voor de gebruiker.
Dus zelfs als een cliënt met afhankelijkheidsproblemen naar een coach gaat voor hulp, zal de cliënt er hoogstwaarschijnlijk alles aan doen de connectie tussen de problemen die zij ondervinden en het stimulerende middel dat zij gebruiken volledig te ontkennen en maskeren.
Het probleem voor de coach ligt initieel bij de diagnose. Hoe ziet men dat een cliënt een afhankelijkheidsprobleem heeft? Om hier een duidelijk antwoord op te geven is het noodzakelijk een goed begrip te hebben van de definitie van afhankelijkheidsproblemen en de ziekte van verslaving zelf.
Het is in de laatste jaren bewezen dat verslaving een hersenafwijking is. Recente vooruitgangen in de medische wereld hebben aangegeven dat er duidelijke verschillen zijn in de hersenfunctie van verslaafde en niet verslaafde hersenen.
Sinds de ontwikkeling van Positronemissietomografie (PET) en functionele MRI zijn neurochemisten erin geslaagd de functies van levende menselijke hersenen te onderzoeken. Dit heeft duidelijke verschillen weergegeven in de stimulus-response patronen en in de beslissingsactiviteiten tussen de hersenen van verslaafden en niet verslaafden.
Deze verschillen komen voor op twee plaatsen in de hersenen: in het beloningssysteem en in de hersenschors
De neurochemie die hoort bij het gebruik van drugs en verslaving is complex. Desondanks hebben alle verslavende drugs één ding met elkaar gemeen: zij produceren een gelukkig makend gevoel bij de gebruiker, een zogenoemde high. Al deze drugs stimuleren het beloningssysteem in de hersenen en de dopamine aanmakende neurotransmitters die zich daarin bevinden. Dopamine wordt normaalgesproken door de hersenen afgegeven als reactie op stimuli als eten en seks, maar dus ook bij het gebruik van stimulerende middelen als drugs en alcohol. Stimulerende middelen die het beloningssysteem activeren worden positief versterkt – dat wil zeggen dat het plezierige effect dat wordt beleefd door de gebruiker, aanzet tot het herhalen van het gebruik. Wanneer de versterking van het beloningssysteem abnormaal wordt en de gebruiker compulsief drugs zoekend gedrag vertoond, is de daadwerkelijke verslaving een feit. Het probleem wordt versterkt doordat de gebruiker tolerantie opbouwt in verloop van tijd. Dit gebeurd tevens door de reductie van dopamine receptoren. De gebruiker heeft steeds meer nodig om het gewenste effect te bereiken en zal ontwenningsverschijnselen vertonen als deze geen drugs meer voor handen heeft of probeert te stoppen. Het over-gestimuleerde beloningssysteem is niet langer meer actief en hierdoor ontstaat een licht depressieve staat van zijn. Dit gevoel leidt vaak naar een terugval.
De hersenschors wordt verdeeld in specifieke functies. De verschillende gebieden verwerken informatie van onze zintuigen en maken het mogelijk dat wij zien, voelen, horen en proeven. Het voorste deel van de hersenschors is het denk centrum van de hersenen. Hiermee kunnen wij denken, plannen, problemen oplossen en beslissingen maken. Het effect van verslaving op de hersenschors zorgt ervoor dat de hersenen steeds minder in staat zijn de binnenkomende data van de zintuigen te interpreteren. Ook de kritische processen van het geheugen, analytisch vermogen en het maken van beslissingen, wordt beïnvloed.
Mensen wiens leven nadelig zijn beïnvloed door de effecten van alcohol en drugs gebruik, kunnen in twee categorieën worden verdeeld: Degenen die stimulerende middelen misbruiken en degenen die afhankelijk zijn van stimulerende middelen. Van deze twee categorieën is de eerste milder en minder schadelijk, maar zal in verloop van tijd kunnen veranderen in de tweede, meer schadelijke diagnose. De eigenschappen van deze twee fases, zoals die zijn gedefinieerd door de DSM-IV (het classificatie systeem van de American Psychiatric Association (APA), het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), zijn als volgt vastgelegd:
Misbruik van stimulerende middelen
(1 of meerdere keren in een periode van 12 maanden)
• Terugkerend gebruik dat leidt tot het niet kunnen volbrengen van taken op werk, school en thuis.
• Terugkerend gebruik in psychisch gevaarlijke situaties.
• Terugkerende drugs of alcohol gerelateerde juridische problemen
• Doorgaan met gebruik ondanks hardnekkige en terugkerende sociale problemen veroorzaakt door stimulerende middelen
Afhankelijkheid van stimulerende middelen
(3 of meerdere keren in een periode van 12 maanden)
• Tolerantie (toename in hoeveelheid en afname in effect)
• Karakteristieke ontwenningsverschijnselen. Stimulerende middelen nemen om ontwenningsverschijnselen te verlichten.
• Meer nemen van stimulerende middel en over een langere periode dan voorgenomen.
• Aanhoudende drang om te stoppen en herhaaldelijke onsuccesvolle pogingen om te stoppen
• Veel tijd besteed aan het krijgen, gebruiken en herstellen van drugs
• Belangrijke sociale, beroeps of recreatieve activiteiten worden voor een deel of geheel opgegeven
• Aanhoudend gebruik ondanks de wetenschap van de consequenties
In het verloop van een proces met een cliënt, kan een coach aanwijzingen krijgen door het gedrag of door uitspraken van de cliënt, ondanks het fenomeen ontkenning en de angst voor stigmatisering. Zulke aanwijzingen kunnen zijn:
• Fysiek: rillingen, alcohol lucht, zweten, gewichtsverlies, neus ophalen, fysieke aftakeling
• Emotioneel: toenemende agressie, angsten, burnout, ontkenning, depressie, paranoia.
• Gedrag: excessief praten, moeite met coördinatie, snel geïrriteerd, afname van energie, snel afgeleid, niet gemotiveerd.
Coaches die deze of andere symptomen herkennen in hun cliënten moeten voorzichtig zijn in het bespreekbaar maken van alcohol of drugsgebruik van de cliënt. Dit voornamelijk om defensief gedrag en ontkenning niet aan te wakkeren. Coaches moeten vertrouwen op de therapeutische relatie die zij inmiddels met de cliënt hebben opgebouwd en de cliënt aanmoedigen zelf te vertellen over hun alcohol en/of drugsgebruik.
Komt de cliënt er zelf niet uit, zijn er diverse manieren om te testen in hoeverre de cliënt een afhankelijkheidsprobleem heeft. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de AUDIT, MAST en DAST test. Deze zijn wetenschappelijk getest en gekeurd op grote bevolkingsgroepen en geven daardoor accurate diagnoses mbt het gebruik en misbruik van stimulerende middelen.
Coaches die er voor kiezen deze weg te bewandelen, moeten getraind worden in het gebruiken van deze instrumenten en de interpretatie ervan. Ongetrainde coaches zouden hun cliënten beter kunnen doorsturen naar verslavingscounselors om deze tests af te nemen. Doorgaans worden coaches niet opgeleid tot het werken met mensen met afhankelijkheidsproblemen en het is dan ook sterk aan te raden de cliënt door te verwijzen naar instellingen die hierin zijn gespecialiseerd. Mede omdat er weinig vooruitgang zal worden geboekt in andere problemen, zolang de verslaving niet wordt aangepakt.
Dit is echter in tegenstelling tot wat een cliënt vaak zal zeggen: dat het misbruik van stimulerende middelen een gevolg is van andere problemen. Dit is een gebruikelijke uiting van ontkenning en klinische ervaring leert dat het tegendeel doorgaans het geval is. Het onvermogen om om te gaan met de uitdagingen van het leven is een resultaat, niet een oorzaak, van afhankelijkheidsproblemen.

Geschreven door Nick Gill – Senior Counselor bij privekliniek ‘Ready for Change’ – Voor meer informatie en trainingen over dit onderwerp kunt u kijken op de website: www.readyforchange.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten